"Ik heb de oorlog meegemaakt."
Voor de opening van Viattence locatie Hofje Wendakker hebben we een aantal bewoners geïnterviewd over hun leven. Prachtige verhalen kwamen hier uit voort. In dit interview leest u het levensverhaal van mevrouw Dolfing.
Een struise vrouw in kleurrijke kleding kijkt de journaliste uitdagend aan. Een interview, kom maar op, spreekt uit haar ogen. En dan, met een tikkeltje zelfspot, zegt ze luid en duidelijk: ‘Ik ben een oud mens hoor, 87 jaar, ik heb de oorlog meegemaakt.’ In het gesprek dat volgt, laat ze haar pantser zakken en vertelt Greta Dolfing over het oorlogsongeluk dat haar leven in één klap veranderde en bepaalde.
Het is 1945. Zutphen, de woonplaats van Greta Dolfing is zwaar getroffen. Plots zijn daar de Canadezen. Het is veilig! Inwoners lopen vol van blijdschap de straat op. Zo ook Greta en haar ouders en zusje. ‘En ineens was er een splinterbom’, vertelt ze. ‘Totaal onverwacht. Er vielen een heleboel doden. Mijn ouders waren zwaargewond en bij mijn zusje was haar linker onderbeentje eraf.’ Het leven van Greta, toen dertien jaar, verandert op slag. Het kind-zijn is voorbij; vanaf dat moment draagt ze thuis de zorg voor drie oorlogsinvaliden. ‘Mijn zusje Hennie kreeg een houten klos aan haar been. Dat bungelde als ze liep. ‘Klikboem’ hoorde je bij iedere stap. Ik vond het zó erg, want ze was nog maar zo klein. Ik heb er nooit aan kunnen wennen.’ Het gezinsleven draait om de revalidatie van zusje Hennie. ‘Ik moest veel met haar oefenen, zodat ze haar benen weer leerde gebruiken. En mee naar het zwembad, ook weer om te oefenen. Voor controle en behandeling gingen we elke keer weer naar het ziekenhuis.’
Zorgen
Zorgen voor en zorgen maken om het zusje. Dat wordt voor Greta vanzelfsprekend: ‘Het werd me niet gevraagd; ik deed het gewoon. En hulp aan een ander vragen, dat kwam niet in me op. Ieder had zijn eigen narigheid; we kwamen allemaal net uit de oorlog.’ Dat het Greta allemaal te veel wordt, blijkt uit het feit dat ze geregeld flauwvalt. De huisarts concludeert dat ze gebukt gaat onder de zorg. ‘Je hebt veel meegemaakt’, zei hij. ‘Jij moet er tussenuit. Je mag naar een pleeggezin in Zwitserland.’ Bij de herinnering aan die verrassende mededeling trekt Greta opnieuw een verbaasd gezicht. ‘Die pleeggezinnen hadden namelijk ook iets te maken met de kerk. Maar ik kwam in Zutphen nooit in de kerk’, zegt ze. ‘Het bleek samen te hangen met de HARK, Hulp Actie Rode Kruis. Daar had ik ook een pyjama van gekregen.’ Haar ogen flikkeren enthousiast bij die herinnering. ‘Van héél zachte stof. Die kleren kwamen van Amerikanen, zodat wij er weer bovenop kwamen.’
Fluweel
Drie maanden lang was ze in het pleeggezin in Zwitserland. Daar kon ze kind zijn, tot rust komen en was er aandacht voor haar. ‘We woonden daar op een berg. ’s Morgens ging ik beneden verse broodjes halen, croissants. Die smolten in mijn mond’, blikt ze terug, met een genietend gezicht. ‘En voor mijn slaapkamerraam stond een perzikboom. De buitenkant van die perziken leek wel fluweel. Zulk eten, dat kende ik niet; ik kwam uit de oorlog. Op een dag vroegen mijn pleegouders zich af hoe het toch kwam dat de boom helemaal geen perziken meer gaf. Toen heb ik maar netjes opgebiecht… ze groeiden er wel, maar ik plukte ze vanuit mijn slaapkamerraam en at ze allemaal meteen op. Ze konden er vreselijk om lachen.’ ‘Mijn pleegouders vroegen me om bij hen te blijven wonen, maar daar was mijn moeder in Nederland het niet mee eens. ‘Ik geef mijn kind niet weg’, zei ze. En natuurlijk wilde ik ook naar mijn familie terug, maar in Zutphen voelde ik me gewoon niet thuis. Ik heb nachten liggen huilen in bed toen ik daar weer was. Ik heb er nooit meer kunnen wennen.’
Cadeau
Al jong, op haar zeventiende, ging Greta het huis uit. Door de omstandigheden thuis ging ze ‘gewoon’ naar de huishoudschool, terwijl ze zo graag modeontwerpster had willen worden. Al snel ontmoette ze Henk, de man waar ze niet met en niet zonder kon. ‘Ik dacht altijd dat hij andere vrouwen leuker vond.’ Anderzijds gaf dit huwelijk haar het cadeau van haar leven: haar dochter Birgitta. ‘Mijn dochter is een schatje, echt waar!’, zegt ze vol liefde. ‘Een dotje. En ze had veel sjans als kind. Dan stond ik met de fiets bij het stoplicht, zij zat achterop, en begonnen mannen te toeteren. Wat is dat toch, vroeg ik me dan af. En ja hoor, dan zat ze te zwaaien naar die kerels.’ Vanaf de geboorte van Birgitta, bijnaam Gitje, staat alles in het teken van het jonge leven. ‘Ik maakte verkleedkleren. Ik heb mijn eigen kimono eens vermaakt, zodat Gitje verkleed als geisha naar school kon. En we gingen op vakantie naar de natuur. Want daar kon zij lekker buitenspelen. Alles namen we dan mee: de cavia, het konijn, de kanarie, de goudvissen. Alles bij Gitje op de achterbank.’
Beschermen
Of het nu ging om de huisdieren die mee moesten op vakantie, of om haar dochter; alles wat haar dierbaar was, hield Greta dichtbij. ‘Ik geloof dat ik een erg strenge moeder was voor Gitje. Maar ja, ze was zo’n lief zacht meisje; ik was als de dood dat kerels daar misbruik van maakten. Ik gaf haar dan ook niet snel toestemming om naar een feestje te gaan, want daar had ik geen toezicht’, blikt ze terug op haar beschermende houding als moeder zijnde. ‘Waar ik heel trots op ben’, besluit ze haar verhaal, ‘is dat ik zo’n lieve dochter heb gekregen, die ik tot gelukkig mens heb opgevoed. Wat ik zelf niet altijd heb gehad, heb ik haar wel kunnen geven.’