"Wat heb ik het fijn gehad met die man."
Voor de opening van Viattence locatie Hofje Wendakker hebben we een aantal bewoners geïnterviewd over hun leven. Prachtige verhalen kwamen hier uit voort. In dit interview leest u het levensverhaal van mevrouw Westerweel.
Twintig jaar na zijn overlijden denkt Lammy Westerweel nog iedere seconde aan haar David. Haar lieve echtgenoot en de vader van haar twee dochters Marion en Sylvia. Met hem beleefde ze haar hoogste pieken en diepste dalen, waaronder het veel te vroege overlijden van kleine Sylvia.
‘‘Ik leerde David kennen bij mijn atletiekvereniging, AV34 in Apeldoorn. Hij woonde eigenlijk in Den Haag, maar in de oorlog was het er daar niet best. Dus kwam hij naar het oosten van het land. Hij kon goed hardlopen; het was net een ooievaar, zulke lange benen had hij. Toen hij lid werd van de atletiekvereniging, zag ik hem geregeld. Na de training bracht hij mij iedere keer naar huis. Zo kregen we verkering. Ik was een jaar of zeventien. Ik was erg trots op hem, vooral toen hij oostelijk kampioen hardlopen werd. Mijn ouders vonden hem ook leuk. Mijn moeder maakte grapjes met hem. Dan zei ze: ‘hij kan niet eens plat proaten.’ Zijn antwoord was dan: ‘Dat ben ik ook niet van plan, ik vind het maar raar, dat taaltje van jullie.’ Vervolgens zeiden mijn ouders u tegen hem, omdat hij zo netjes sprak’.
‘We deden allerlei leuke dingen. Op vakantie of een stuk fietsen. Ik verzon van alles om samen te doen. En hij vond alles goed. ‘Maar jij moet het ook leuk vinden’, zei ik dan, om te kijken of hij er wel zin in had. ‘Ach meisje’, zei hij dan, ‘ik vind alles leuk’. Het is jammer dat ’ie niet zo oud is geworden. Onze oudste dochter heet Marion. Dat was een lieverdje hoor. Een heel rustig kind. Ze kon goed leren. En ze vond alles op school leuk. Later is ze op kantoor komen werken, bij de krant. Ik werkte daar als koffiejuffrouw. Ik had gevraagd of ze daar voor haar ook een baan hadden’.
Tweede kind
‘Ons tweede kind, Sylvia, was gehandicapt. Ze kon niks. Toen ze werd geboren merkten we dat niet direct, maar na een jaar dachten we dat ze blind was. Dat leek zo, omdat ze je nooit aankeek. En als je haar iets voor hield, pakte ze het niet aan. Dus gingen we naar de specialist. Maar in het ziekenhuis konden ze niks voor haar doen. Eigenlijk is Sylvia altijd een baby gebleven. We moesten haar voeren. Al spuugde ze het een uur later weer uit. Ik werd er wel eens moedeloos van. Maar dat liet ik niet merken. Ze was niet lastig en lag altijd in haar bedje, gewoon bij ons in de kamer. Praten kon ze ook niet. Ze reageerde wel. Als we in onze handen klapten, werden haar oogjes groot. Dat vonden we mooi. Hoe het kwam dat Sylvia gehandicapt was? Ik weet het niet, maar ze werd wel drie weken te laat geboren. ‘Ach, die komt vanzelf’, zeiden ze vroeger. ‘Dat komt wel goed.’ Ik hoor het ze nog zo zeggen. Maar het kwam dus niet goed. In de laatste weken voelde ik ook al niks meer in mijn buik. Het leek wel een zak zand’
‘Anderen zeiden vaak tegen ons dat we Sylvia maar weg moesten brengen. Zo’n kind, dat is zo’n gedoe. Maar daar wilden wij niks van weten. Wij wilden haar thuis hebben. Mijn man had haar vaak op schoot. Hij hield van lezen en terwijl hij door de krant bladerde, hield hij haar vast. We deden er ook van alles mee. In bad, kleertjes aandoen en met haar in de wandelwagen op pad. David maakte een extra stuk aan een wandelwagen, zodat ze daar ook in paste toen ze groter werd. Ja, eigenlijk waren we er echt gelukkig mee. Het was zo’n lief kind. Met haar mooie krulletjes. Door haar handicap werd ze snel ziek. Toen ze dertien was, is ze aan longontsteking overleden’. ‘Ik heb Marion nooit willen belasten met haar zusje. Soms zorgde mijn schoonzus Herma voor Sylvia en dan gingen David en ik met Marion op vakantie. David was erg geïnteresseerd in reizen. Dan haalde hij foldertjes en schreef hij alles op, zoals dingen die we konden bekijken. Joegoslavië was erg mooi. Daar waren veel watervallen. Het water kletterde daar zo naar beneden, van de berg af. Toen David ziek werd, schrokken we. Hij was een grote sterke man, hij had nooit iets. Maar ineens had hij een ernstige ziekte; zijn immuunsysteem werkte niet meer. ‘Immuunsysteem’, dat woord vergeet ik nooit. David zat te vloeken toen de dokter hem erover vertelde. Hij dacht, daar ga ik dood aan. En dat was ook zo. Een paar jaar later was hij er niet meer’.
‘Nog altijd ben ik de hele dag in gedachten bij David. Hij mopperde nooit en hij werd nooit kwaad op me. Ja, ik heb echt een fijn leven gehad met die man.’